Voor wat hoort niks?

Geefeconomie, post Voor Wat Hoort Niks

Dan wel: over mijn zoektocht naar een geschikt verdienmodel

Over de geefeconomie dus, deze post. En dan wat ik daarover niet meer kwijt kon in mijn post van gisteren, zonder het risico op afhakers al te groot te laten worden. Want hoe meer ik op internet lees en hoor over de geefeconomie (maar echt heel veel is dat dus nog niet), hoe meer ik ervan denk en heen en weer geslingerd word tussen bewondering en achterdocht, tussen enthousiasme en kregelheid. Het idee staat me zeker aan, maar bij de uitvoering zet ik toch wel wat kritische vraagtekens – hieronder dus.

Geef jij mij jouw mening? Krijg jij mijn dank daarvoor terug!

Onvoorwaardelijk geven en ontvangen

Gaat het over de geefeconomie, kom je regelmatig de naam Robbert Vesseur tegen. De Amerikaanse wetenschapper Charles Eisenstein filosofeerde er al eerder over (in zijn Sacred Economics) maar Robbert wordt in de regel (of althans in de artikelen die ik tot dusverre onder ogen heb gehad) beschouwd als degene die de geefeconomie in Nederland introduceerde. Van de één op de andere dag ging hij zonder geld leven – baan en huur opgezegd, meeste bezittingen weggegeven, en hups, zijn (ex-)woning uitgestapt. Helaas is juist net nu de website van “Geefeconomie”, van hem en vriendin Petra Smolders, offline. Maar op hun Facebook pagina leggen ze uit:

GEEFeconomie is een duurzame samenlevingsvorm waarin iedereen, zonder enige uitzondering, onvoorwaardelijk geeft en ontvangt. Door zonder beperkingen en zonder voorwaarden te geven (en dus ook te ontvangen) ontstaat er een stroom van overvloed van materiële en immateriële zaken die voor iedereen in deze samenleving beschikbaar is. De GEEFeconomie is gebaseerd op de visie dat ieder mens van nature wil bijdragen en waardevol wil zijn voor zichzelf en zijn omgeving.

Elders lees (of beluister) ik dat het gaat om geven vanuit overvloed in plaats van nemen uit een tekort, met een grotere verbondenheid met mens, dier en natuur tot gevolg. En dat het daarmee per definitie een manier van leven op basis van duurzame keuzes is.

geefeconomie
Is het zo simpel?

Ab-so-luut ideeën waar ik sterk mee sympathiseer. Dit leven (zoals ik het vooralsnog ken, en de meesten van ons) draait te veel om geld. Om kosten, inkomsten, omzetcijfers, winst. Om steekpenningen, witwassen, fraude en corruptie, en om screening, verscherpt toezicht en aangescherpte regimes – zoals gisteren nog veelvuldig benoemd in een voorpagina-artikel van het AD. Geld is macht. Geld zaait angst en zorgt voor stress. Geld maakt afhankelijk, gierig en inhalig. Of vooral: het tekort – of zelfs maar de gedachte – daaraan zaait angst, zorgt voor stress en maakt afhankelijk, gierig en inhalig.

Oke, misschien wat zwart/wit gesteld. Maar (ook) mijns inziens speelt geld een dusdanig grote rol dat al snel de essentie van het leven gemist wordt. Zoals Jeroen Timmers, een andere geefeconomist, mooi omschrijft: ons doel in het leven ontvouwt zich op basis van datgene wat we geven aan de wereld (Zomer Vier, eigen cursief).

De geefeconomie als een economisch stelsel waarin zingeving centraal staat dus, een economie vanuit het hart dus – mooi! Of.. té mooi?

Blind, hebberig of ongeduldig?

Ik geef graag. En ook best veel, volgens mij. Vooral tijd en energie dan, want geld heb ik niet (veel) (en ja, daar ondervind ik zo nu en dan toch wel enige stress van). Zo lang ik me herinner heb ik mij voor allerhande doelen ingespannen zonder daar iets voor terug te verlangen, als vrijwilligster dus. Ik deed, en doe, die dingen bovenal omdat ik het léuk vind, en daarmee hoop een béétje bij te dragen aan een fijnere samenleving. Voor ándermans welzijn dus, en, na ja, zo her en der een stukje waardering voor mijzelf dan wellicht, das altijd fijn. Maar verder toch echt onvoorwaardelijk. En já, ik voel me er inderdaad een beetje waardevol(ler) door.

geefeconomie
De vraag is: kun je daarmee léven?

Dat is anders bij mijn zakelijke activiteiten. Ook via die activiteiten wil ik bijdragen en waardevol zijn. Zeker. Maar daar verlang ik dus wél een vergoeding voor, of dat nu in geld of materiaal of wederdienst is. Afgezien van Marc ken ik (nog) niemand die al zijn diensten gratis aanbiedt (of het moet een soort van “weggeefcadeau” zijn dat beoogt een betaalde vervolgopdracht in de wacht te slepen). De vergoedingen die ik vraag zijn overigens beslist niet hoog – als je vergelijkt wat anderen hiervoor vragen binnen het dominante economische systeem dan. Hier en daar laat ik dus zelfs de hoogte van de waardering geheel aan de klant. En dáár wringt opeens de schoen. Want eerlijk is eerlijk: ik heb me toch echt wel eens behoorlijk genaaid gevoeld door de waardering die ik dan naderhand toebedeeld kreeg. Die was naar mijn mening geenszins in verhouding tot de geleverde dienst – die als zodanig dus wél naar volle tevredenheid en verwachting van betreffende klant geleverd was. Ofwel: zelfs al láát ik de klant waarderen, ik heb daar (stiekem) toch wel zo mijn gedachten over. Onvoorwaardelijk geven, geen bedenkingen of verwachtingen, geen (zekere) tegenprestatie verlangen: dat zit er in mijn zakelijke handelen (vooralsnog?) niet bij.

Sta ik zo “half om half” doende dan toch al met één been in de geefeconomie of.. ben ik daar toch echt nog een levensweg vandaan? Kán dat: een béétje “geefeconomisch doen”, of is het alles of niets?

Dit roept nog andere (naar mijn idee c.q. voor mij) interessante vragen op. Waarom geef je het één wel zonder meer, en wil je voor iets anders iets terug? Is dat puur een kwestie van “ergens de grens trekken”, tot zover en niet verder? Zit er een grens aan vrijgevigheid? Of heeft het misschien ook te maken met of, dan wel hoezeer, je iets vanuit je hart geeft? Hoe dichter iets aan je hart ligt, hoe gemakkelijker om het te geven? Of hoe minder belangrijk om er iets voor terug te krijgen (méér dan een goed gevoel)? Of andersom geredeneerd: is iets terugverlangen dan wellicht een soort van compensatie voor – even extreem uitgedrukt – geleden ongemak of leed?

(En wat zegt dat over hoe ik tegenover mijn zakelijke dienstaanbod sta?)

En dan die natuurwet waarop de geefeconomie gestoeld is: “Geef en je zult zien dat je vanzelf ontvangt. Het komt hoe dan ook wel goed” (Zomer Vier). Dergelijke uitspraken kriebelen, maar merkwaardigerwijs (?) niet echt prettig. Misschien omdat ik, als puntje bij paaltje komt, toch wel een flinke control freak ben. Eenvoudigweg aannemen “dat het wel goed komt” past niet in mijn straatje en niet in mijn wereldbeeld. Bovendien: leven op giften, dat is toch feitelijk leven op de goodwill van anderen? Hoe onafhankelijk en stress- of angstvrij leven is dát dan? Anderszins: had ik, bij alles dat ik in de voorgaande jaren dan toch wél puur gegeven heb, ondertussen toch niet ook al iets meer mogen terugontvangen (níet omdat ik dat dus verwacht, maar volgens die natuurwet dus!)? Het is hier absoluut zo nu en dan flink worstelen om boven water te blijven – is dat dan al “wel goed”? Of ben ik nu blind voor wat ik wél ontvangen heb, en verwend en hebberig? Of te ongeduldig? Keert mijn karma zich uit op een totaal willekeurig, of juist misschien cruciaal moment in het leven? Hm, ik ben er toch echt niet zo gerust op.

Is de geefeconomie wel (door) en voor iedereen?

Marc Siepman schrijft op zijn website:

Het mooie van een geefeconomie is dat alles altijd de goede kant op stroomt: van degenen die iets hebben naar degenen die het nodig hebben.

Klinkt zéker mooi. Misschien wel té mooi – om waar te zijn. Want 1) deze aanname gaat toch wel héél erg sterk uit van alle neuzen dezelfde kant op. Één voor allen, allen voor één. Na ja, volgens de geefeconomie zou de mens inderdaad dan ook van nature willen bijdragen (zie hierboven). Ben ik nu te pessimistisch, of gewoon realistisch, als ik daar toch niet zo vollédig in geloof? Ik denk toch echt al vrij snel aan mensen die zich méér willen toe eigenen voor minder. Die eigenbelang voorop stellen en zich willen verrijken, om het verrijken. Aan mensen die het gemakkelijker vinden te ontvangen dan te geven. Kortom: aan klaplopers, uitbuiters, profiteurs – of gewoon wel goedzakken maar enorm luie donders. Of getuigen mijn gedachten dat ik toch echt nog te zeer binnen het bestaande systeem denk, en daarmee te zeer vanuit tekorten en schaarste – en de daarmee gepaard gaande angst en inhaligheid – redeneer?

roeptoeterenMaar 2) zelfs als ik het idee loslaat dat mensen mísbruik kunnen en willen maken van de geefeconomie, dan nog heb ik zo mijn meer praktische bedenkingen: om in jouw behoeften te kunnen voorzien moet je toch ook wel kúnnen vragen en ontvangen. Letterlijk en figuurlijk. Niet iedereen vraagt en ontvangt immers gemakkelijk. Is de geefeconomie daarmee niet uitsluitend weggelegd voor hen die hun scheur durven open te doen? Die bovendien de kennis, vaardigheden en middelen hebben om te kúnnen roeptoeteren? Robbert Vesseur gaf vrijwel al zijn bezittingen weg (dapper, absoluut!) maar besloot wijselijk zijn laptop en telefoon te houden om aldus nog wel zijn ervaringen te kunnen delen. En bleek bovendien niet te bleu om her en der voor publiek zijn verhaal te doen. Heeft daarnaast ook een aangenaam hoofd – die laat je niet in de kou staan. Want dat is ook nog eens zoiets: volgens mij is gunnen onlosmakelijk verbonden aan onvoorwaardelijk geven. En zij met een aantrekkelijk of betrouwbaar voorkomen hebben in de regel een hogere gunfactor, dus.

Zakelijk tipje tussendoor: zie hier zeven tips om jouw gunfactor te verhogen!

Ter Voor Wat Hoort Niks!

Misschien ga ik met bovenstaande bespiegelingen her en der wat kort door de bocht – ik ben me dan ook pas net in deze complexe (of juist misschien wel totaal eenvoudige?!) materie aan het verdiepen. Laat me bij deze aan JOU vragen:

Geloof JIJ in de geefeconomie? Waarom wel, of niet? Of misschien onder bepaalde omstandigheden of binnen bepaalde randvoorwaarden? Zou jij overwegen aldus te werken en te leven, zonder geld en/of zonder tegenprestaties voor jouw diensten te verlangen? Zou jij dat kúnnen en wíllen? Zou jij aan iederéén willen geven? Zou jij zonder schuldgevoel kunnen ontvangen?

Kortom: Gééf jij mij jouw mening? Krijg jij daarvoor mijn dank (doe je het daarvoor?)!

En hopelijk krijg ik ook de aankomende dagen, tijdens het Voor Wat Hoort Niks festijn, wat antwoorden uit het veld (ik spring over een hálf uurtje met tent en rugzak op de fiets naar Heijen!). Zoals spiritueel leraar en schrijfster Marianne Williamson zegt: “You must learn a new way to think before you can master a new way to be.” En ja, ik laat me gráág – maar niet perse gemakkelijk – overtuigen van de kracht en kansen van de geefeconomie. Want sympathiek klinkt het wat mij betreft dus absoluut.

Wordt vervolgd!
Marisha

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s