Dan wel: over het thuisfront van een kinderloze single
Ik heb geen kinderen, ook geen partner. Kinderen heb ik nooit gewild, wel meerdere jarenlange relaties gehad, maar nu beslist niet actief op zoek naar een partner. Want het leven op mijzelf bevalt me over het algemeen heel prima. Ik kan gaan en staan waar ik wil, doen en laten wat ik wil, wanneer ik dat wil. Of.. toch niet helemaal?
“Ik heb niet zo’n gemakkelijk leven als jij!” Die pittige uitspraak, bijna een verwijt, kreeg ik onlangs naar mijn hoofd geslingerd, van een vrouw met wie ik nooit een echt persoonlijk gesprek gehad heb. Het enige dat zij volgens mij van mij weet is dat ik geen kinderen heb. Directe aanleiding vormde mijn ginnegappende reactie “Wat let ons!”, toen zij me zei dat zij “ook altijd al ter binnenvaart had willen gaan” (een reactie trouwens die ik meer dan eens op mijn, helaas onlangs (voorlopig?) afgeronde, deksvrouw-avontuur kreeg).
Deze vrouw is niet de enige met een dergelijke aanname over mijn leven. Regelmatig kom ik mensen, vooral dames, tegen die een single en, vooral, kinderloos bestaan zonder verdere weet van de inrichting van mijn leven of zonder enig kritisch nadenken of doorvragen associëren met een gemakkelijk leven. Je hebt geen kinderen, dus geen verantwoordelijkheden, geen zorgen, en met niemand rekening te houden. Wát een heerlijk onbekommerd leven! (In zekere zin bevestigen dergelijke reacties – verzuchtingen in feite – wél mijn niet-kinder-wens, overigens. Ik krijg er ook altijd een beetje medelijden van met de kinderen van die persoon.)
Tegen de dames die aldus met kortzichtigheid en ogenschijnlijk soms ook enige jaloezie naar het fenomeen “kinderloos single” kijken, wil ik bij deze zeggen: oké, ik leef alleenstaand – maar niet in een vacuüm hoor! En dat geldt vast en zeker niet voor mij alleen.
Alleen maar niet alleen voor mij
Ook ik heb zorgen om en verantwoordelijkheden jegens anderen. In dit geval vooral mijn moetje. En als ik mijn zorgen om en voor haar vergelijk met leeftijdsgenoten, draag ik díe zorgen en verantwoordelijkheden in het algemeen een flinke slag meer. Helemaal als je je bedenkt dat mijn (mantel)zorgen al 12 jaar geleden, na het overlijden van mijn vader, begonnen. De laatste jaren nemen die bovendien flink toe, want niet alleen laten de gevolgen van meer dan een halve eeuw zeer onregelmatige suikerziekte zich letterlijk in al mijn moetjes gelederen voelen, zij wordt ook gewoon nog eens oud(er). Fysieke, en ook enigszins mentale, afbrokkeling in het kwadraat. Dus doe ik wat ik kan om haar bij te staan, en probeer ik nog een beetje levenskwaliteit te waarborgen. Meermaals per week fiets ik naar haar toe (gelukkig woont ze op een half uurtje afstand) om haar met huishouden, tuin of administratieve zaken te helpen. Elke dag bel ik haar op – bovenal ter “check” of zij überhaupt nog wel in leven is en geen urgente nood kent. En vanuit mijn eigen huisje regel ik ook allerhande levenszaken voor haar.
Nee, natuurlijk is dat niet vergelijkbaar met het hebben van kinderen, dat besef ik ook wel. Het is geen 24/7 inspanning. Maar het is absoluut wél een verantwoordelijkheid jegens een ander die ik draag. En al doe ik dat met veel liefde, ook ik draag wel áltijd zorgen met mij mee.
Andere dynamiek
Daarbij hebben die zorgen naar mijn idee (als kinderloos figuur pretendeer ik niet werkelijk iets te weten over het leven van een moeder) een flink andere dynamiek. Volgens mij kies je zelf voor de zorg voor kinderen (idealiter dan). Je maakt zélf de keuze of je jouw leven aldus door nakomende mensjes wilt laten beïnvloeden. De zorg voor ouder-en-beperkter-wordende ouders overkómt je; het is, mijns inziens, een deel van de cycle of life dat de rollen binnen een familie zich op een gegeven moment omdraaien.
Bovendien: die zorgen voor en om kinderen mogen zo nu en dan wel zware kopzorgen zijn maar draaien wel om het op weg helpen, het voorbereiden en enthousiasmeren van jouw zorgenkindje op het mooie, waardevolle leven dat nog kómen gaat. Moederlijke (en vaderlijke) zorgen dragen bij aan de opbouw van een mooie toekomst en een nieuw en steeds zelfstandiger leven. De zorgen voor en om ouders gaan in tegengestelde richting, namelijk richting het einde van het leven. Waar de zorgen van ouders het opgroeien van hun kroost betreffen, gaan de zorgen van kinderen om het afbrokkelen van hun ouders. Terwijl diens leven steeds kleiner wordt, en plezier uit steeds minimalers gehaald moet worden, probeer je te redden wat er te redden valt. Terwijl de meest eenvoudige handelingen steeds meer moeite kosten, en zintuigen steeds minder waarnemen, probeer je het leven in feite zo draaglijk mogelijk te houden en neem je geleidelijk aan steeds meer over aan dagelijkse regie – van degene dus die destijds de regie nog over jóuw leven had.
Gaan en staan waar ik wil?
Alhoewel ik het met veel liefde doe, de zorgen voor en om mijn moeder vallen me soms echt wel flink zwaar. Niet eens zozeer qua tijd- en energie-investering, bovenal mentaal. Ik vind het begrijpelijk maar wel verdrietig te zien hoe het leven op een gegeven moment inkrimpt. Hoe naar het einde toe leven steeds moeizamer wordt – om, wellicht, dat einde zelf beter te kunnen accepteren? Om mijn moeder met steeds meer voorheen zo alledaagse en moeiteloze handelingen te zien worstelen. In hoeverre mag ik haar nog pushen “werk te maken van haar leven” (ik wil ondertussen volgens mij harder dan zij dat zij nog doorleeft)? Waar ligt de grens tussen wat ik haar met pijn en moeite maar wel nog zelf moet (willen) laten doen en wat ik, voor haar gemak, toch maar van haar moet overnemen? Het roept allerhande levens- en gewetensvragen op waar ik eerder niet zo bij stil stond. Vragen óók over de inrichting van mijn eigen leven.
Niet perse zo’n totaal onbekommerd leven als menigeen mag denken omdat ik een alleenstaand bestaan leid. In ieder geval geen leven waarin ik los van alles en iedereen kan gaan en staan waar ik wil. Waar voor de meeste leeftijdsgenoten kinderen een belangrijke, zo niet beslissende rol spelen in hun keuzes, speelt voor mij mijn moetje een dergelijke rol. Zij vormt absoluut een factor in de beslissingen die ik in en over mijn eigen leven neem. En dus ook in de vraag hoe ik die over een andere boeg kan gooien. Neem nu die binnenvaart. Zoals ik in mijn vorige post schreef: het vrijetijdssysteem (een periode “op” en een periode “af”) lijkt me absoluut wat. Een fijne balans met en geweldige aanvulling op mijn bestaan-op-het-vaste-land. Maar zolang mijn moetje nog leeft, en de zorgen voor en om haar groter worden, zie ik mijzelf niet een maand lang (en twee weken in feite ook nog niet eens) zorgeloos over Europese wateren varen. Ik zou het mijzelf niet vergeven er niet voor haar te zijn als zij mij echt nodig had. Later dan misschien?
Hoe doe jij dat?
Begrijp me niet verkeerd: bovenstaande is zeker niet bedoeld als een klaagzang over mijn leven. Ik ben over de gehele linie genomen erg gelukkig met mijn leven. En waar ik minder blij mee ben probeer ik te veranderen. Want bovenal is je leven het gevolg van je eigen keuzes. En daarmee is het leven mijns inziens continu “werk in uitvoering”. Naast ontkrachting van een vooroordeel waar ik als kinderloze vrouw regelmatig mee te maken heb gehad, hoop ik met bovenstaande reacties te ontlokken. Reacties die mij helpen de juiste levensweg te kiezen. Vandaar deze ietwat andere Over-een-andere-boeg-post dan eerder. Bij deze vraag ik jou: ben jij ook (bewust) zonder partner en kinderen, en herken jij iets in dit verhaal? Leef jij je leven ook “op jezelf” maar niet in het luchtledige? In hoeverre beïnvloeden anderen jouw levenskeuzes – of feitelijk: in hoeverre láát jij anderen die beïnvloeden? Wie zijn die anderen? En aan hen die ook in die levensfase verkeren waarbij hun ouders richting het einde van hun leven gaan: hoe doe jij dat – hoe geef jij het naderende einde van je moeder (of vader) een plek in jouw leven, hoezeer draait jouw leven om het einde van hun leven? Hoe balanceer jij jouw energie en aandacht voor jouw eigen leven-in-bloei en voor andermans eindigende leven?